In hoger beroep, 1 november 2018 bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof in Amsterdam, hield mr-advocaat Herman van Ojen vast aan de constatering dat correspondentie met instructies aan directieleden over samenwerking wel degelijk wijst op beleid, en dat een zo fundamentele kwestie thuishoort in de medezeggenschap. Zelfs als er strikt formeel geen besluit is genomen, dan nog moet het college van bestuur met de mr om de tafel. En als er wel een besluit is genomen over samenwerking, kan dat alleen maar van tafel totdat de medezeggenschap erover heeft gesproken.
Dat vond de geschillencommissie ook al: wie andere vormen van samenwerking overweegt, moet daarbij in gesprek met de medezeggenschapsraad. Het geeft geen pas om dat overleg af te houden onder het motto dat de veranderingen niet meer zijn dan een logisch gevolg van het verstrijken van de tijd.
De Ondernemingskamer verwacht medio december uitspraak te doen.

Gepubliceerd 2018-11-06 17:02:00

Categorie

• MR-nieuws, Uit het land

Sleutelwoorden

• Fusie
• Nietigheid
• Samenwerking